TrendForum
Antwoorden op de roep van de toekomst

Laat ons de Mens maken

uit Eugen Rosenstock-Huessy: Toekomst - het christelijke levensgeheim p.127-130

“Daarom is het derde artikel van de geloofsbelijdenis het specifiek christelijke: van nu af aan maakt de Heilige Geest de mens tot een partner in zijn eigen schepping. In het begin had God gezegd: ‘Laat ons mensen maken naar ons beeld’ (Gen. l: 26). In het licht van deze uitspraak verklaarden de kerkvaders de geschiedenis als een proces de mensen God gelijkend te maken. Ze noemden het ‘antropurgie’: zoals de metallurgie het metaal uit het erts scheidt, zo wint de antropurgie de ware substantie van de mens uit zijn onzuivere fysische wezen. Christus, in het midden der geschiedenis, stelt ons in staat bewust aan dit scheppingsproces van de mens deel te nemen en de wetten ervan te bestuderen.

Een van de grootste van deze wetten wordt in de geloofsbelijdenis geformuleerd als de wederopstanding van het lichaam. Alleen op deze wijze kunnen de menselijke typen die eenmaal geschapen zijn, binnen de orde van de menselijke geschiedenis opnieuw verwerkelijkt worden en daarmee een blijvende vooruitgang in de ontwikkeling van de mens bewerken. Hierdoor overleeft een nieuwe ziel, als frisse oorspronkelijkheid van het mensenhart, de mens of het volk waarbinnen ze geboren werd en kan zich zelf incarneren in een geestelijke opvolging van typische vertegenwoordigers door de eeuwen heen. Want er zijn absoluut nieuwe vormen van menselijke existentie die nooit eerder geleefd werden, die op bepaalde geboortedagen ontstaan en die, wanneer ze echt zijn, zo’n indruk maken op de plasticiteit van de mens, dat ze - dat spookt in Carl Jung - de lichamen van latere mannen en vrouwen ‘aantrekken’ en ze tot hetzelfde type vormen.

Maar dit mag men niet verstaan als heidense reïncarnatie of onselectieve mechanische herhaling. De nieuwe belichaming is geen copie van de oude en nog minder identiek er mee. Het lichaam ‘wordt gezaaid als een natuurlijk lichaam; het zal opstaan als een geestelijk lichaam’ (l Cor. 15:44). ‘Het bedorven lichaam keert niet in zijn eerste natuur terug, want het is niet het bedorven zaad dat als koren weerkeert. Maar zoals uit het zaad van het koren de aren oprijzen, evenzo is er in ons lichaam een raison d’être waardoor het lichaam, als het niet bedorven is, in een onbedorven toestand opstaat’. Zo zal een mensentype alleen dan weer opstaan, voor zover het ‘niet bedorven’ is. Het moet gelouterd worden, niets dan het zuivere metaal zal in de opstanding verschijnen. Er zijn talloze voorbeelden van de opstanding van het lichaam in de christelijke geschiedenis. De heilige Franciscus b.v. stierf zonder nakomelingen, maar franciscaanse menselijkheid heeft sindsdien aldoor gebloeid en niet alleen in zijn orde. De franciscaanse leefwijze, onsterfelijk getekend in ‘de navolging van Christus’, werd tot dagelijks brood voor talloze christenen van alle richtingen, zelfs voor radicale protestanten. Het franciscaanse type was toonaangevend in het politieke leven van de middeleeuwse Italiaanse steden. De derde orde verbreidde zich over heel Europa en telde onder haar leden zelfs de Habsburgse heersers, die in de dood nederig hun titel aflegden voor de majesteit van de franciscaanse geest. Tenslotte vierde Franciscus in Abraham Lincoln, zijn wereldlijke opstanding in Amerika. Toen Lincoln ais president en bevelhebber van een zegevierend leger in 1865 naar Richmond ging, in burger, te voet, zonder escorte, toen had Franciscus van Assisi de machten van deze aarde overwonnen. Zowel in Siberië als in Egypte fluisterden de mensen dat de oude Abe (Abraham Lincoln), een nieuw type mens, de bevrijder uit de slavernij, in de wereld gekomen was.

Hier waren n.l. heerser en dienaar één geworden. Zulke mensen zijn baanbrekend in de geschiedenis van het menselijke ras. De relatie van Lincoln tot Franciscus was onbewust. Het was geen imitatie maar echte navolging, die de macht van een zie! openbaart die aldoor weer geprobeerd had te incarnereA sinds de heilige Franciscus het voorbeeld gegeven had. op dezelfde wijze hebben christelijke astronomen, chemici, doktoren, predikers, zendelingen, schilders, steenhouwers de aarde bevolkt. Ze zijn op een jongste gericht over ons bederfelijke vlees vooruit gelopen en zijn uit de geest in het vlees gekomen en hebben een stormachtige opstanding uit de dood in de naam van het leven bereikt. De Chaldeeuwse astrologen uit de oudheid zijn als moderne astronomen tot leven gekomen. De hippocratische arts, in wiens traditie Socrates vroeg bij zijn dood een haan te offeren, kwam als modern wetenschappelijk arts opnieuw in het leven in naam van de levende God, niet bedorven door plaatselijk bepaalde vooringenomenheid. In het licht van het centrale dogma van een uiteindelijke opstanding hebben we vele deel-opstandingen zich zien voltrekken, en dat en niets anders is het grote heilsplan van onze bestemming.

Zo heeft de christelijke ‘antropurgie’ zich voortgezet en gaat daar vlak voor onze ogen mee door. Deze zichtbare processen zijn de projecties van ons geloof op deze aarde; ze voorafschaduwen en lopen vooruit op de laatste dingen van onze geloofsbelijdenis. De gemeenschap om ons heen in naam van de Zoon, noemden we de kerk en omdat we in de Zoon geloofd hebben groeiden we op in een christelijke wereld. De gemeenschap om ons heen in naam van de Vader noemden we Natuur, en omdat we in de Vader geloofden onderzochten we alle dingen in hemel en op aarde die hij geschapen heeft.

Kortom, de geschiedenis van de mensen sinds Christus is de toepassing van de geloofsbelijdenis van Athanasius op het dagelijkse leven. Deze geschiedenis laat ons duidelijk zien dat de geloofsbelijdenis niet een opsomming is van naakte feiten, maar een akte over ons ambt en een opdracht ons bij de doop gegeven. De geloofsbelijdenis beschrijft ons essentieel drie dingen: Gods vertrouwen in de mens, Gods vrijheid, Gods scheppingsmacht - en legt ons de verplichting op de voorwaarden te aanvaarden waaronder wij, delend in deze goddelijke eigenschappen, ‘mensen maken’.

Negentien eeuwen lang hebben de vooraanstaande wegbereiders van het leven dat jij en ik leven, in het Credo geloofd en de bevelen die het bevat, opgevolgd. Ze hebben zichzelf in staat geacht geloofwaardigheid te scheppen, ze hebben hoopvol hun scheppende krachten gekoesterd en hebben als vrije mensen gehandeld. Door zo te leven hebben ze de Vader aanbeden als de borg van hun geloof, de Zoon als de borg van hun vrijheid en de Geest als de borg van hun scheppende krachten. Zo is de hele waardevolle erfenis van onze beschaving tot stand gekomen door mensen die geleefd hebben naar het beeld van de drieëenheid en we kunnen dit beeld terug vinden in zulke alledaagse verschijningsvormen als loodsen aan wie we ons leven toevertrouwen, artsen die de nieuwste scheppingen van de medische wetenschap toepassen, en leraren die zich verheugen in de vrijheid kinderen op een wijze te beïnvloeden die er niet zou zijn als we uitsluitend de natuur haar gang lieten gaan. Evenzo zijn we er ook getuige van wat er gebeurt als de moderne samenleving de goddelijke eigenschappen prijs geeft voor het tegendeel, voor wantrouwen, mechanisatie en fatalisme: mensen worden in oorlogen gedood, door mechanische herhaling ondermijnd en door dictators tot slaaf gemaakt.

Daarom gebruiken die mensen die het christendom vernietigen door van Jezus een ‘aardige’ man te maken die in Palestina vriendelijke dingen gezegd en goede daden gedaan heeft, eenvoudig hun verstand niet. Anders zouden ze ontdekken dat ze onder bepaalde voorwaarden geloofwaardigheid, scheppende kracht en vrijheid bezitten, en dat ze onder andere voorwaarden die niet bezitten. Dat is het hart van de christelijke geloofsbelijdenis.”